leerlingarena kleuter

8 tips voor een goede leerlingarena met kleuters

Vanochtend heb ik een een leerlingarena met kleuters meegemaakt op een van onze scholen in Den Haag. Zeven kinderen uit groep 1 en groep 2 gingen in gesprek met juf Jannie over wat het onderwijs leuk maakt, wat hun juffen goed doen en beter kunnen doen en ze gaven input op de nieuwe school die gaat komen. De andere juffen woonden de leerlingarena bij en luisterden.

In het leerKRACHT-programma neemt de leerlingarena een belangrijke plaats in. In zo’n ‘arena’ praten de leerlingen en luisteren de leraren. Om zo ideeën op te doen over hoe zij het onderwijs verder kunnen verbeteren. Maar ook om te signaleren dat zij openstaan voor feedback en suggesties.

De leraren bereiden de arena voor door vragen te verzamelen die in de sessie gesteld worden aan de leerlingen. Daarbij zitten de leerlingen in het midden en leidt één leraar het gesprek. De andere leraren zitten er om heen en luisteren. We weten dat zo’n arena prima werkt met MBO-studenten, VO-leerlingen en bovenbouw leerlingen op de basisschool. De vraag was: kun je zo’n arena ook toepassen bij het kleine kind?

We hebben dat in Den Haag vanochtend uitgeprobeerd. De conclusie was dat het kan werken, maar dat je wel op een aantal dingen goed moet letten. De leerlingen kwamen met veel ideeën en inzichten waar de leraren blij mee waren.

Zo werd duidelijk dat leerlingen niet alleen spel leuk vinden, maar ook werkjes en lessen. Dat ze het leuker vinden om naar de juf te luisteren als ze er daarna direct mee aan de slag mogen. Dat ze graag een goed voorbeeld van een werkje willen van de juf. En dat ze een enorme voorkeur hebben om meer te bewegen. Niet alleen voor spelletjes maar ook bij andere vormen van leren.
We hebben in de ‘nazit’ met de juffen geconstateerd hoe je het beste zo’n arena uitvoert.

Hier 8 tips voor een goede kleuterarena:

  1. Bereid de kinderen goed voor.

    Juf Jannie had met de kinderen van tevoren een sessie waarin ze een aantal van de vragen oefende.

  2. Neem niet alle vragen van tevoren met de kinderen door.

    Dat vermindert de spontaniteit van de kinderen, als je 2 vragen oefent dan snappen de kinderen het wel.

  3. Blijf lekker jezelf als leraar.

    De leraar die de sessie leidt moet vooral zichzelf blijven: die leuke, enthousiaste juf die dichtbij haar kinderen gaat zitten. Je bent immers geen ‘workshopleider’ maar creëert een prettige sfeer. Juf Jannie deed dit geweldig!

  4. Houd het kort.

    De spanningsboog van kleine kinderen is maximaal 20 minuten. Zorg dat iemand anders op de tijd let en op tijd een seintje geeft.

  5. Laat iemand anders schrijven.

    De juf of meester die de sessie leidt moet niet ook nog eens schrijven, laat iemand uit de kring eromheen opschrijven wat de kinderen zeggen.

  6. Beperk het aantal vragen.

    De leraren hadden zo’n 15 vragen voorbereid, maar er was maar tijd voor 4-5 vragen: wat vinden jullie leuk? wat doet de juf goed? wat kan de juf beter doen?

  7. Zorg voor een prettige setting.

    In dit geval zaten de kinderen samen op een bank en hadden ze allemaal een knuffel in hun handen.

  8. Laat de kinderen bewegen.

    In de evaluatie kwam het idee omhoog om de kinderen ‘met hun voeten te laten stemmen’. Bijvoorbeeld stel een vraag, teken 3 cirkels op de grond die bepaalde antwoorden vertegenwoordigen en laat de kinderen zelf uitzoeken in welke cirkel ze willen gaan staan.

Veters strikken kunnen ze vaak nog niet, maar hun juffen en meesters feedback geven lukt wel. Op deze school was juf Jannie die de sessie leidde ervan overtuigd dat het goed kan werken en gaat zeker door met leerlingen om hun mening te vragen. Wie volgt?