Een sterk leerklimaat op school met klassenmanagement
Over het belang van goed leerlinggedrag en wat dat van leraren vraagt
Leestijd: 29 minuten
Goed leerlinggedrag omvat twee onderdelen:
Bron: Tom Bennett, Regie in de Klas
FIGUUR 1: REALISEREN GOED LEERLINGGEDRAG
Als leerlingen zich op school niet weten te gedragen komt hun leren en dat van hun klasgenoten in gedrang. Als we leerlingen geen goed gedrag aanleren, zoals zelfdiscipline, doorzetten en empathie, dan gaan zij kansen missen later in hun leven.
Hoe kan het dan dat op Nederlandse scholen goed leerlinggedrag niet de norm is? Dat internationaal onderzoek laat zien dat Nederlandse klassen de meest onrustige zijn? Dat leraren schoolregels niet allemaal toepassen?
In dit artikel verkennen we de cruciale rol van goed leerlinggedrag in het creëren van een sterk leerklimaat op school. We duiken in wat goed leerlinggedrag precies inhoudt, onderzoeken het belang ervan voor zowel leerlingen als leraren en bekijken de praktische uitdagingen en oplossingen voor op school.
We richten ons op de realiteit van leerlinggedrag in Nederlandse scholen, waar uitdagingen zoals onrust in de klas en een gebrek aan motivatie prominent aanwezig zijn. Door middel van casestudy’s, zoals die van het Alfrinkcollege (een vmbo) en Brede Basisschool De Vuurvogel, bieden we inzichten in effectieve strategieën en praktijken die hebben geleid tot merkbare verbeteringen in het gedrag van leerlingen en het algehele leerklimaat.
Bovendien tackelen we enkele veelvoorkomende mythes over leerlinggedrag en sluiten we af met het belang van een consistente, schoolbrede aanpak om gewenst gedrag te realiseren en te handhaven.
Leraren vervullen verschillende rollen in het klaslokaal, één van de belangrijkste is die van klassenmanager. Effectief onderwijzen en leren kan niet plaatsvinden in een chaotisch klaslokaal. Als studenten wanordelijk en respectloos zijn, en er geen duidelijke regels en procedures zijn om gedrag te sturen, wordt chaos de norm. In deze situaties lijden zowel leraren als studenten. Leraren hebben moeite met lesgeven, en studenten leren waarschijnlijk veel minder dan ze zouden moeten. In klaslokalen waarin leerlingen goed gedrag laten zien bieden daarentegen een omgeving waarin leraren kunnen lesgeven en leerlingen kunnen leren.
Goed gedrag aanleren bij leerlingen helpt hen op drie verschillende manieren:
Niet alleen de leerling profiteert van goed leerlinggedrag, ook de leraren hebben er veel plezier van. Dit zijn voor hen de voordelen:
Als we weten dat klassenmanagement zo belangrijk is, hoe staat het er dan voor in de Nederlandse klassen?
Als we kijken wat onderzoek zegt over leerlinggedrag op Nederlandse scholen, dan blijkt dat we nog veel vooruitgang kunnen boeken. We kijken naar beide onderdelen van leerlinggedrag: afwezigheid van wangedrag en positief gedrag:
Van alle best presterende landen in PISA heeft Nederland de laagste index voor een ordelijk klimaat in de klas (OESO, 2016). Het verschil is vooral opvallend in vergelijking met Japan, Korea en Estland. Zelfs op de sociaaleconomisch meest bevoorrechte scholen in Nederland is er lawaai en wanorde, moeten leraren lang wachten tot leerlingen rustig zijn en werken leerlingen lange tijd niet na het begin van de lessen.
Daarnaast wordt op Nederlandse scholen nog veel gepest. In het schooljaar 2020-2021 zegt vier procent van de leerlingen in de bovenbouw (groep 6,7,8) van het primair onderwijs zelf te pesten (NJI, 2022). Van de ondervraagde scholieren in het voortgezet onderwijs zegt 6 procent in het schooljaar 2020-2021 weleens iemand gepest te hebben, waarvan de helft minstens één keer per maand tot dagelijks.
Onderzoek laat zien dat de motivatie van studenten een belangrijke motor is voor leerprestaties. Om succesvol te zijn, niet alleen in het onderwijs maar ook later in het leven, moeten leerlingen bereid zijn om problemen aan te pakken en openstaan voor nieuwe uitdagingen. In Nederland rapporteerden de best presterende leerlingen (OESO, 2016) weliswaar een hogere motivatie dan slecht presterende leerlingen, maar hun motivatieniveau was nog steeds veel lager dan het OESO-gemiddelde.
Als het in Nederlandse klassen zo onrustig is, is dat een gegeven waar we maar mee moeten leven? Een vmbo-school in Noord-Brabant laat zien dat je met een gemotiveerd team het verschil kan maken.
We gaan in dit artikel voorbeelden geven van hoe je als school succesvol leerlinggedrag verandert en daarmee docenten meer werkplezier geeft en leerlingen in een veilig klimaat meer laat leren. Een aantal van deze voorbeelden komen van het Alfrinkcollege. Het Alfrink is een vmbo-school in Deurne (Brabant). Door te gebruiken wat bewezen werkt om leerlinggedrag te veranderen groeiden zij in vijf jaar uit naar een van de allerbeste vmbo-scholen van Nederland. Onderaan dit artikel staat de link naar hun hele verhaal, hier in samenvatting wat zij deden:
Vijf jaar geleden besloot het Alfrinkcollege het leerlinggedrag te verbeteren als reactie op toenemende onrust en lesproblemen. Het team koos voor een ‘evidence informed’-aanpak, in tegenstelling tot het voorstel van de toenmalige directie voor gepersonaliseerd leren via de ‘Kunskapsskolan’-methode.
De school implementeerde de aanpak gefaseerd, beginnend met het eerste jaar, gebaseerd op onderwijskundige principes zoals die van Rosenshine voor instructie en de aanpak van Bennett op het vlak van gedrag. Dit omvatte trainingen voor leraren in klassenmanagement, cognitieve psychologie, en effectief lesgeven. De schoolleiding speelde een actieve rol in het ondersteunen en uitdragen van deze nieuwe werkwijze.
Er werden specifieke routines ingevoerd, zoals startroutines, eindroutines, stiltesignalen, willekeurige vraagstelling, en een systeem van beloningen (‘merits’) en straffen (‘demerits’). Deze routines werden consequent toegepast door alle leraren, wat bijdroeg aan een uniforme en effectieve leeromgeving. Leerlingen en leraren werden getraind in deze routines, waarbij de nadruk lag op consistentie en hoge standaarden binnen het hele team.
De nieuwe aanpak resulteerde in positieve veranderingen: verbeterd leerlinggedrag, hogere verwachtingen van leraren, en een veiligere, meer gefocuste leeromgeving. Dit leidde tot betere prestaties, waardoor het Alfrinkcollege tot de top van de Nederlandse VMBO-scholen opklom (98% percentiel op centraal schriftelijk).
Als je zoveel kunt verbeteren in relatief korte tijd dan is blijkbaar het versterken van leerlinggedrag belangrijk. Maar, wat is goed leerlinggedrag?
Wat is goed leerlinggedrag? Hoe verschilt dat afhankelijk van de schoolcontext? En hoe hangen de twee hoofdonderdelen (afwezigheid van wangedrag & positief gedrag) met elkaar samen?
We hebben boven in dit artikel goed leerlinggedrag gedefinieerd, bestaand uit twee delen:
Hoe ziet wangedrag en goed gedrag er concreet uit? Het gewenste leerlinggedrag is afhankelijk van de context op school. Bij het geven van instructie of het hebben van een klassendiscussie verwacht je ander gedrag van leerlingen. Idem in de klas of op het schoolplein. Bovendien is gewenst gedrag afhankelijk van het leerjaar waaraan je lesgeeft (PO groep 1 tot 8, VO klas 1 tot 4-6). Wat wel constant is zijn de onderliggende waarden: bijvoorbeeld empathie en sociaal gedrag.
Dit is een voorbeeld van hoe een vmbo-school wangedrag en positief gedrag in de klas definieert:
Wangedrag – |
Positief gedrag + |
Praten bij binnenkomst lokaal | Snel aan het werk gaan |
Praten zonder beurt | Zeer actief meedoen |
Kletsen met buurman/ buurvrouw | Goede vraag stellen |
Antwoord niet kunnen herhalen/ toelichten | Zeer goed antwoord gegeven |
Tekenen/ boodschappen schrijven op wisbordje | Uitstekend werk inleveren |
Aan elkaars spullen zitten | Laten blijken dat je hard gewerkt hebt |
Iets door de klas gooien | Voorbeeldgedrag op gang |
Grof taalgebruik | Rommel van iemand opruimen |
Lopen door de klas | Deur openhouden voor iemand |
Rommel achterlaten | Eerlijk gedrag (bv. bekennen dat je praatte) |
Pesten (uitlachen/ uitlokken) | Goed nakijken/ werk verbeteren |
Bij zelfstandig oefenen niet bezig met opdracht | Iemand anders aanspreken (bv. op de gang) |
Wat wellicht opvalt aan de rechterkolom (‘positief gedrag’) is dat deze kolom veel gedragingen bevat die te maken hebben met de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen. En hen helpt zich te ontwikkelen tot sociale, verantwoordelijke mensen. Daarmee helpt het stimuleren van dit goede gedrag niet alleen het leren van leerlingen te versterken, maar helpt het hen ook zich verder te ontwikkelen als mens.
De afwezigheid van wangedrag is een voorwaarde voor het vertonen van goed gedrag. Als leerlingen hun nukken en grillen niet kunnen beheersen, dan zullen ze minder tot leren komen. Bijvoorbeeld, leerlingen die kletsen met hun buurman of buurvrouw, zullen minder actief meedoen in de les.
Dat betekent dat een leraar die zich alleen op het stimuleren van positief gedrag richt, minder succesvol zal zijn. Als je leerlingen niet helpt wangedrag te voorkomen, dan is het moeilijk om veel met hen te bereiken. Daarom is het niet erg hen te vragen om instructies te volgen en zich te gedragen. Het is zelfs noodzakelijk wil je hen meer laten leren en hen zich te laten ontwikkelen tot sociale, verantwoordelijke mensen.
Wanneer komen leerlingen in beweging? Wanneer veranderen zij? Niet als jullie een boekje met regels over gewenst gedrag publiceren of alleen maar straffen uitdelen als ze het niet goed doen. Voor echte gedragsverandering is veel meer nodig. Daarbij moet je denken aan vier zaken die alle vier op orde moeten zijn:
We gaan elk van deze vier zaken bespreken:
Hoe creëer je de overtuiging bij leerlingen dat het uitvoeren van het gewenste gedrag goed voor ze is? Dat begint met uitleg, maar er is meer nodig:
Effectieve communicatie met leerlingen is cruciaal om meer te bereiken met leerlingen. Dit omvat zowel verbale als non-verbale aspecten.
Verbale Communicatie:
Non-verbale Communicatie:
Het is belangrijk dat leerlingen niet alleen overtuigd zijn van het nut van gewenst gedrag, maar ook daadwerkelijk zien dat hun medeleerlingen en de leraren het goede voorbeeld geven. Hier zijn enkele strategieën om dit te bereiken:
De app TeacherTapp vroeg leraren of er schoolbrede regels voor leerlinggedrag zijn, en of alle leraren die handhaven (Teachertapp, 2022). In het basisonderwijs blijken die regels er op de meeste scholen te zijn, en het merendeel van de leerkrachten die ook vaak te handhaven (zie figuur 1). Het verhaal was anders in het voortgezet onderwijs. Maar één procent gaf aan dat alle leraren de schoolregels handhaven. Terwijl bijna de helft antwoordde dat maar de “de helft” of een klein deel van de leraren de regels handhaaft. Met als voorbeeld telefoongebruik: daar waren regels voor op hun school, gaf 85% van de VO TeacherTapp -leraren aan. Maar de meesten (60%) zei ze zelf niet te handhaven.
Figuur 1: handhaven van de schoolregels door leraren in het PO en VO
Een heldere structuur is essentieel om gewenst gedrag te ondersteunen en te bevorderen binnen de schoolomgeving. Hier zijn enkele strategieën die kunnen helpen bij het implementeren van deze structuur:
Binnen het Alfrinkcollege zijn een aantal routines afgesproken en getraind die in elke klas worden toegepast:
Hoe zorg je ervoor dat leerlingen kunnen wat jullie van hen verwachten? Dat begint met de realisatie dat het aanleren van goed gedrag niet fundamenteel anders is dan het leren van rekenen of lezen. Leerlingen krijgen van huis uit wat mee, de een meer dan de ander, maar zonder instructie op school, zonder oefening en herhaling, gaan zij niet het gedrag vertonen dat jullie graag zien. Wat kun je doen om de vaardigheden van leerlingen te versterken?
Op het Alfrinkcollege worden leerlingen getraind in het gewenste gedrag tijdens de introductieweek. Was deze week voorheen vooral kennismaken en plezier hebben, nu wordt veel tijd besteed aan het trainen van de routines, zijn er sprekers over omgaan met tegenslag, en gaat het over de waardes van de school (bijvoorbeeld het belang van empathie, dankbaarheid, vriendelijkheid).
Oftewel, gewoon goed lesgeven, maar dan in gewenst gedrag. Dat is wat de leerlingen nodig hebben. Maar hoe staat het eigenlijk met je collega’s in het lerarenteam? Wat hebben zij nodig? En hoe start je hiermee, daar gaat de casus van BBS De Vuurvogel over.
BBS De Vuurvogel is een grote basisschool in Helmond. Het team zag steeds meer probleemgedrag bij leerlingen, wat ten koste ging van veiligheid in de klas, op het schoolplein en het lesgeven bemoeilijkt. Na een workshop met Gert Verbrugghen van het Alfinkcollege besloot het team hier verandering in te brengen. Onderaan dit artikel staat de link naar hun hele verhaal, hier in samenvatting wat zij deden:
De regels en routines die het team sinds hun start acht jaar geleden met groepsdynamisch onderwijs hadden afgesproken werden niet meer door alle teamleden gehanteerd. Het team zat niet meer op één lijn. Het effect was steeds meer problematisch gedrag van leerlingen. Uit het leerlingvolgsysteem bleek een lager gevoelde veiligheidsbeleving en hoger gevoelde pestbeleving bij kinderen.
Op het schoolplein zochten kinderen de grenzen op, er waren conflicten. De afspraak was dat elk incident gemeld zou worden en dat de surveillant dan een driehoeksgesprek met de betrokken kinderen zou voeren. Maar niet elke leraar deed dat. Met als gevolg dat leerlingen het gevoel kregen ‘er gebeurt hier toch niets’. Dat werd dan van kwaad tot erger. Als je elkaar mag uitschelden, waarom mag je dan niet de leraar uitschelden? De conflicten begonnen daardoor ook het lesgeven te raken. Het was tijd om verandering aan te brengen.
Om de situatie te verbeteren, ondernam het team verschillende acties. Ze hielden een workshop over leerlinggedrag en versterkten bestaande routines, zoals de ‘socio-kring’. Ze maakten gebruik van leerKRACHT-verbeterborden om doelgerichte acties uit te voeren en pasten wetenschappelijke inzichten uit ‘Doorloopjes’ toe om effectieve lesgeeftechnieken te integreren. Deze veranderingen omvatten duidelijke instructies voor gewenst gedrag en het aanpakken van conflicten op het schoolplein.
De inspanningen van het team leidden tot positieve veranderingen. Leerlingen gedroegen zich beter, wat bijdroeg aan een veiliger en meer ondersteunend leerklimaat. Leraren ervaarden een sterkere eenheid en effectievere pedagogische aanpak. Er was minder verstoring in de lessen, wat resulteerde in meer effectieve lestijd en een beter leeromgeving. Hoewel de school nog steeds werkt aan het verder verbeteren en handhaven van routines, zijn de eerste resultaten na een half jaar inzet al veelbelovend.
Dit is hoe BBS De Vuurvogel al snel resultaat boekte. Maar wat kun jij doen om ervoor te zorgen dat het hele team op jouw school aan de slag gaat met leerlinggedrag en daarbij ook snel succes boekt? Daar gaat de volgende sectie over.
Als leraar kan je hard werken aan het versterken van leerlinggedrag. Maar als je je collega’s niet mee hebt, dan beperkt dat het effect dat jij kunt realiseren. Bedenk maar wat het met een leerling doet als bij de ene leraar meer mag dan bij de andere, of als de ene leraar veel waarschuwingen geeft, terwijl bij de andere leraar direct een straf volgt. Als je samen optrekt als team geef je leerlingen duidelijkheid en bereik je meer.
Maar, als je weet dat samen optrekken cruciaal is, hoe doe je dat? Hoe zorg je ervoor dat het hele team overtuigd is van instructie op leerlinggedrag? Hoe zorg je ervoor dat jullie het goede voorbeeld geven? Wat hebben leraren nodig qua ondersteuning en vaardigheden? Daar gaat deze sectie over. We gebruiken hiervoor weer hetzelfde model als uit de vorige sectie over leerlingen met vier onderdelen: overtuiging, voorbeeldgedrag, structuur en vaardigheden.
Hoe creëer je overtuiging? Dat begint vaak met begrip creëren. Wat is goed leerlinggedrag? Waarom is goed leerlinggedrag zo belangrijk? Wat kun je eraan doen? En werkt dat? Hoe help je je collega’s deze vragen te beantwoorden? Dat kan op een paar manieren:
Het hele schoolteam volgde vlak na de zomervakantie een workshop van docent Gert Verbrugghen van het Alfrinkcollege over leren en leerlinggedrag. Daarna ging het team verder met het maken van afspraken over gewenst leerlinggedrag. Een ontwerpteam met een aantal leraren bereidde hierover gesprekken met het hele schoolteam voor. Daartoe las het ontwerpteam steeds hoofdstukken uit ‘Regie in de Klas’ van Tom Bennett. En zette de inzichten uit dit boek om in stellingen om te bespreken met het schoolteam. Uit het gesprek hierover volgen dan afspraken met het hele team.
Als je begrip over het belang hebt gecreëerd is het tijd om aan de slag te gaan. Voor echte overtuiging is het namelijk belangrijk om persoonlijk succes te ervaren. Hoe doe je dat?
“Ik ben gekke Henkie niet!” is een gedachte die leraren zo maar zouden kunnen hebben als je samen hebt afgesproken op een bepaalde manier te werken aan leerlinggedrag. Dat gevoel van er alleen voorstaan is een enorme belemmering om aan de slag te gaan. Daarom helpt het als je als leraar ziet dat je collega’s er ook mee aan de slag zijn. Hoe doe je dat?
Alle goede bedoeling en mooie voorbeelden ten spijt, als je een aantal dingen niet regelt, dan wordt het niks. Als je klassenmanagement in de hele school wilt versterken dan is een aantal zaken nodig:
Het team werkt met doelen die zij op ‘verbeterborden’ zetten. Voorbeelden van deze doelen zijn ‘bij het teken van de hand-klap ben ik stil en kijk ik naar de juf’, ‘ik begroet de juf bij de deur’, ‘stil in de gang’ en ‘ik draag bij aan veiligheid door gepest te melden (speelplein)’. Voor elk van deze doelen nemen leraren actie: door instructie geven in deze routines.
Bijvoorbeeld voor de routine ‘goedemorgen zeggen’ zijn de acties van de leraren op tijd bij de deur staan en een verwachtingsvolle houding aannemen. Een ander voorbeeld, voor ‘stil in de gang’ heeft één van de leraren een filmpje opgenomen over hoe je hier expliciete directe instructie over kunt geven aan de leerlingen. Wat alle leraren vervolgens in hun klas deden. In wekelijkse bordsessies bespreekt het team de voortgang en het effect. Zo wordt snel effect geboekt. En doet iedereen mee.
De laatste stap om met je hele team in beweging te komen is het bouwen van vaardigheden. Net zoals leerlingen instructie nodig hebben qua leerlinggedrag, geldt dat voor leraren qua klassenmanagement. Hoe kun je dat organiseren?
De keuze van het team van BBS De Vuurvogel voor belangrijke routines was gebaseerd op wat onderzoek zegt. Voor dat onderzoek maakt het team gebruik van Doorloopjes, een website gebaseerd op drie boeken over lesgeven met zo’n 150 bewezen effectieve technieken. Het team gebruikt technieken zoals ‘Herhaal routines’ (voor het oefenen van routines), ‘Positief framen’ (voor het aanspreken van leerlingen), ‘Communiceer hoge verwachtingen’ (om te zorgen dat ze krijgen wat ze verwachten). Het team vertaalt de stappen uit elk doorloopje in afspraken over leerlinggedrag. Bijvoorbeeld voor de routine ‘Ik loop stil in het schoolgebouw en loop niemand voorbij’ was het binnen twee dagen na de start stil in de gangen. Zelfs de kleuters konden dat.
We hebben laten zien wat het belang is van goed leerlinggedrag voor een effectieve leeromgeving. Goed leerlinggedrag, gedefinieerd als zowel de afwezigheid van wangedrag als het vertonen van positief gedrag, is essentieel voor zowel de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen als voor de effectiviteit van het onderwijsproces. We lieten zien dat in Nederlandse scholen ruimte voor verbetering bestaat, gezien de onrust in de klassen en de achterblijvende motivatie van leerlingen.
Aan de hand van uitgebreid onderzoek en praktijkvoorbeelden, zoals die van het Alfrinkcollege en BBS De Vuurvogel, illustreert het artikel effectieve strategieën om goed leerlinggedrag te bevorderen. Deze strategieën omvatten onder andere het creëren van overtuiging, het geven van het goede voorbeeld, het inzetten van een duidelijke structuur en het bouwen van benodigde vaardigheden. Zowel bij leerlingen als leraren. Het belang van een schoolbrede aanpak wordt benadrukt, waarbij niet alleen leraren, maar ook schoolleiders een sleutelrol spelen in het creëren en onderhouden van een sterke leeromgeving.
Het artikel weerlegt ook enkele mythes rondom leerlinggedrag en biedt concrete handvatten voor leraren en scholen om gedragsverbetering als team doelgericht aan te pakken. Dit vereist een cultuur van samenwerking, constante evaluatie en aanpassing, en een gedeelde visie op wat goed leerlinggedrag inhoudt en hoe dit te realiseren.
In conclusie kunnen we stellen dat het versterken van goed leerlinggedrag een essentiële stap is naar het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Dit vraagt om een gedegen, consistente aanpak op schoolniveau, waarbij zowel leraren als schoolleiding betrokken zijn. Door een sterke focus op zowel het voorkomen van wangedrag als het stimuleren van positief gedrag, kunnen scholen een omgeving creëren waarin zowel leerlingen als leraren kunnen floreren, wat uiteindelijk leidt tot betere leerresultaten en een positiever schoolklimaat.
Wil je in gesprek met een Expertcoach over het verbeteren van jullie rekenonderwijs? Neem dan contact met ons op!
Tom Bennett
Goed gedrag is het begin van goed leren. Alle leerlingen verdienen klaslokalen waar het rustig en veilig is, en iedereen waardig met elkaar omgaat. Het is een van de belangrijkste taken van de leraar om zo’n ruimte te creëren. Maar dit gaat niet vanzelf. Het is niet voldoende om te zeggen dat leerlingen zich moeten gedragen, goed gedrag zal weloverwogen en met veel inspanning moeten worden aangeleerd. Regie in de klas is een praktische gids die leraren hierbij helpt. Praktisch, wetenschappelijk onderbouwd en gebaseerd op de expertise van geweldige leraren van over de hele wereld. Het staat vol met strategieën, tips en gedegen adviezen, waar iedere leraar – nieuw of ervaren – iets mee kan. Tom Bennett is voormalig docent, gedragsdeskundige en oprichter van ResearchED. Hij schreef diverse publicaties over gedrag in de les en is een veelgevraagd internationaal spreker.
Regie in de klas ISBN 9789490120474, 426 pagina’s
David Mitchell en Dean Sutherland
In deze nieuwe, herziene editie van David Mitchells klassieker Wat echt werkt wordt een uitgebreide selectie van 29 strategieën besproken, die bewezen effectief zijn en in de praktijk direct kunnen worden toegepast. De uitgave is daarmee een bron van onschatbare waarde voor onderwijsprofessionals die ervan verzekerd willen zijn dat hun werkwijzen en strategieën bijdragen aan beter onderwijs en beter leren voor álle leerlingen (in po én vo).
Wat echt werkt, Pica
Stichting leerKRACHT
Een onderzoekscultuur op school? – Hoe je de leidraad van de NRO in de praktijk kunt toepassen
Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) publiceerde een leidraad voor scholen om het onderwijs te verbeteren. Waarbij je als school een lerende organisatie wordt en gebruik maakt van wat bewezen werkt (‘evidence informed’). De auteurs geven zes concrete aanbevelingen, maar signaleren tegelijkertijd dilemma’s: Waar haal je de tijd vandaan? Hoe zorg je dat iedereen wil reflecteren op het eigen handelen in de les? Hoe betrek je het hele team erbij? Om met de leerKRACHT-aanpak zo’n lerende of ‘onderzoekscultuur’ op scholen te creëren, moesten we voor al deze dilemma’s oplossingen vinden. Dat deden we samen met de 1.500 scholen die nu met leerKRACHT werken. In dit artikel geven we concrete voorbeelden hoe je de NRO-leidraad in de praktijk toepast en zodoende resultaat boekt.
Doorloopjes helpen jou de uitdagingen in het onderwijs aan te pakken. Stap voor stap. In Doorloopjes is het beste uit onderwijsonderzoek verzameld en weergegeven in eenvoudig te lezen stappenplannen. Zodat jij, het beste uit jezelf en je leerlingen kunt halen.
Het is belangrijk dat leraren een omgeving scheppen waarbinnen leerlingen zich veilig en geborgen voelen; een omgeving die leerlingen ondersteunt in hun individualiteit en in hun leerproces. Dit vereist gepaste, op het leerproces gerichte relaties waarbij de verwachtingen hoog zijn en iedereen de routines en grenzen kent. De Doorloopjes uit het thema Gedrag & Relaties helpt leraren om dit te bereiken.
www.Doorloopjes.nl (Gratis registratie nodig)
Stichting leerKRACHT