Het Alfrinkcollege in Deurne: via leerlinggedrag naar een van de beste vmbo’s van Nederland

Leestijd: 6 minuten

Vmbo-school het Alfrinkcollege startte vijf jaar geleden met het toepassen in de klas van wat onderwijsonderzoek laat zien dat werkt. Met een focus op het verbeteren van leerlinggedrag, om de effectieve lestijd zo hoog mogelijk te maken. Vijf jaar later was het Alfrinkcollege één van de beste vmbo-scholen van ons land, met een percentielscore van 98 op het centraal eindexamen.

In deze casus bespreken we:

  1. Waarom het team koos voor het verbeteren van leerlinggedrag
  2. Welke route het team volgde
  3. Wat het effect was op leerlingen, leraren en het leren
  4. Wat de leraren doen in de klas
Gert Verbrugghen

Dit artikel is tot stand gekomen met de input van:

Gert Verbrugghen, docent Engels, Vmbo Alfrinkcollege in Deurne

Het Alfrinkcollege in Deurne: via leerlinggedrag naar een van de beste Vmbo’s van Nederland

1. Waarom het team koos voor het verbeteren van leerlinggedrag

Vijf jaar geleden stelde de toenmalige directie voor om met de ‘Kunskapsskolan’-werkwijze gepersonaliseerd leren in te voeren op school. Het lerarenteam zag hier niets in en kwam met een tegenvoorstel: het in de klas toepassen van wat onderwijsonderzoek zegt dat werkt. Oftewel ‘evidence informed’ handelen.

De aanleiding voor het team was de toegenomen onrust op school. Het werd steeds moeilijker les te geven: er waren leraren die hun klassen niet stil kregen aan het begin van de les, sommige leerlingen lagen met hun hoofd op tafel, andere hadden een grote mond tegen leraren, er werd gepest, ‘haantjes’ domineerden de lessen en er was, afhankelijk van de docent, veel rumoer tijdens lessen.

De leraren realiseerden zich dat zij deze problemen niet in hun eentje konden oplossen: daar was het hele team voor nodig. In een bijeenkomst met het team werd besloten hier samen mee aan de slag te gaan.

2. Welke route het team volgde

Het team koos ervoor om hun manier van klassenmanagement en lesgeven te baseren op wat bekend is uit onderzoek. Bijvoorbeeld de tien principes van Rosenshine over een effectieve les en de inzichten over klassenmanagement die Tom Bennett verzamelde in zijn boek ‘Regie in de Klas’.

Deze principes introduceerde het team jaarlaag voor jaarlaag. Startend met het eerste jaar. Daarmee duurde het hele traject vier jaar. De reden om in fases te werken was tweeledig:

  • Leerlingen. Om leerlingen vanaf hun start op school het gewenste gedrag bij te brengen, waardoor er niet hoefde te worden bijgestuurd wat in eerdere jaren niet goed ging.
  • Leraren. Om leraren de gelegenheid te geven aan deze manier van werken te wennen. Leraren die initieel minder enthousiast waren konden hun deelname uitstellen door les te geven aan hogere klassen. Door zichtbaar succes te boeken kon deze groep mee worden genomen in de verandering.

De start van het proces werd goed voorbereid. Dat ging op drie manieren:

  • Voor de start van het hele traject. Het jaar vóórdat het team met de eerste jaarlaag startte, werkte een kleiner team van zeven leraren en één teamleider de ideeën in hoofdlijnen uit. In sessies met het hele lerarenteam werden deze ideeën gedeeld en verder verdiept. Daarbij werden de collega’s gevraagd om onderzoek te lezen en filmpjes te kijken, om hun kennis te vergroten.
  • Voor de start van elk nieuw leerjaar. Voor de start van elke nieuwe jaarlaag werden alle leraren die aan die jaarlaag lesgaven getraind. Die scholing was op drie gebieden: routines in de klas (over klassenmanagement), cognitieve psychologie (over principes van leren) en de principes van Rosenshine (over effectief lesgeven). Elke lichting leraren kreeg zeven keer een middag scholing door een collega-leraar (Gert Verbrugghen) die zich al langer in deze principes had verdiept.
  • Actieve betrokkenheid van de schoolleiding. De schoolleiding is zich gaan verdiepen in ‘evidence informed’ onderwijs. Zij hebben zich volledig achter de nieuwe werkwijze geschaard en draagt deze uit. Bovendien faciliteren zij de introductie (bijvoorbeeld door studiedagen over basisvaardigheden met sterke sprekers).

3. Wat het effect was op leerlingen, leraren en het leren

Er is op school veel veranderd:

  • Leerlinggedrag. Er zijn geen onhandelbare klassen meer op school: storend gedrag is nu de uitzondering, niet meer normaal. Voor leerlingen is de norm qua gewenst gedrag veranderd: zij zijn veel meer gefocust op de les. Bovendien gaan ze op een vriendelijkere manier om met hun leraren. Als gevolg hiervan kan elke leraar nu gewoon lesgeven, ook beginnende leraren. Er is veel meer rust en veiligheid in de klas, de rustige leerlingen komen tot hun recht. Ten slotte wordt er minder gepest.
  • Lerarengedrag. Leraren hebben hogere verwachtingen van hun leerlingen. En van zichzelf. Leraren die de eerste tien minuten van de les met de klas kletsen zijn er niet meer, overal start direct het onderwijs. De leraren zijn bovendien veel positiever naar de leerlingen, de inzet is verschoven van corrigeren en straffen naar belonen. Bovendien wachten leraren niet meer tot het fout gaan, zij richten zich erop problemen te voorkomen. Het effect op leraren is minder werkdruk en meer plezier. Ze kunnen zich weer focussen op wat ze leuk vinden: lesgeven en nog beter worden in hun vak.
  • Het leren. Er wordt veel meer geleerd op school. Afgelopen jaar haalde het Alfrinkcollege voor haar centraal schriftelijk resultaten 98% percentiel. Wat betekent dat zij nu bij de allerbeste vmbo-scholen van Nederland horen.

Wat hebben leraren afgestaan? Eén ding. Hun autonomie als het gaat om klassenmanagement. De routines die zijn afgesproken volgt iedereen, altijd. Wat zijn die routines?

4. Wat doen de leraren in de klas?

Het team heeft een aantal routines afgesproken die iedereen altijd volgt. We noemen hier een paar belangrijke:

  • Om 8.25 gaat de bel en gaan de leerlingen naar het leslokaal. De docent wacht de leerlingen op bij het lokaal en de leerlingen vormen een rij, twee aan twee, op de aangewezen plaats. Wanneer de docent het signaal geeft, gaan de leerlingen in stilte het lokaal binnen. Uiteraard begroeten we de leerlingen, of bij de deur, of zodra ze allemaal zitten. We verwachten ook dat leerlingen de docent begroeten. De leerlingen gaan meteen naar hun plaats en gaan in stilte aan de slag met de startopdracht die op het bord staat.
  • De docent geeft les tot het belsignaal gaat. Eventueel kan de docent 30 seconden voor de bel vast het teken geven om op te ruimen. Een leerling mag nooit opruimen voor de docent dit heeft aangegeven. De leerlingen verlaten het lokaal pas als de docent toestemming geeft. De docent stuurt de leerlingen blok voor blok weg, waarbij de docent in de deuropening staat, zodat zij meteen zicht hebben op de gang en ervoor zorgen dat de leerlingen rustig (=fluisterend) de gang op gaan.
  • Willen docenten stilte nadat leerlingen overlegd hebben? Dan tellen zij rustig af: 3-2-1 (en stop). Het stiltesignaal is áltijd rustig aftellen. Probeer andere signalen te vermijden om verwarring te voorkomen (zoals: even aandacht hier, shhhhh, dames en heren,…).
  • Vraagstelling. Wanneer docenten vragen stellen aan de leerlingen, kiezen zij willekeurig een leerling uit om te antwoorden. Leerlingen steken hun vinger niet op. Doen ze dit wel, dan kan het zijn dat de docent vraagt om de vingers naar beneden te doen, of de leerling complimenteert voor zijn enthousiasme, maar vervolgens toch willekeurig een leerling kiest.
  • ‘Merits’. Dit zijn ‘beloningspunten’. Alles wat docenten in de spotlight willen zetten, kunnen zij belonen met een merit. Docenten strooien niet te veel met merits, maar geven ze onverwacht en enkel voor zaken waar ze écht voor verdiend zijn. Als docenten een merit geven omdat iemand zijn huiswerk heeft gemaakt, promoten zij middelmatigheid.
  • ‘Demerits’. Docenten geven nóóit eigen strafwerk op. Álle overtredingen worden bestraft met een demerit. Deze zijn vooraf uitgebreid besproken met de collega’s en de leerlingen worden hier uitgebreid over ingelicht. Demerits worden veel minder gegeven dan merits (verhouding 1 demerit op 4 merits).

Hoe leren leerlingen (en hun leraren) dit?

  • Leerlingen: Leerlingen worden getraind in het gewenste gedrag tijdens de introductieweek. Was deze week voorheen vooral kennismaken en plezier hebben, nu wordt veel tijd besteed aan het trainen van de routines, zijn er sprekers over omgaan met tegenslag, en gaat het over de waardes van de school (bijvoorbeeld het belang van empathie, dankbaarheid, vriendelijkheid).
  • Leraren: Zoals eerder beschreven krijgt elke nieuwe lichting een training voorafgaand aan het schooljaar. Maar verder vergt deze manier van werken veel onderhoud. Het werkt immers alleen als iedereen zich eraan houdt. Dit vergt veel communiceren, wekelijkse berichten met het ‘aandachtspunt van de week’ en lesbezoeken door collega’s en de schoolleiding. Maar wat het vooral vergt is dat iedereen in het team de lat écht hooghoudt. De routines zijn niet optioneel, maar voor iedereen en altijd, zodat op het Alfrink echt goed les kan worden gegeven.

Wil jij dit artikel lezen?

‘Een sterk leerklimaat op school met klassenmanagement – Over het belang van goed leerlinggedrag en wat dat van leraren vraagt’

Lees hier het hele Kennisbankartikel

Wil jij met ons in gesprek over een sterk leerklimaat op school met klassenmanagement?

Neem contact met ons op