Samen taallessen ontwerpen op het Comenius College
Auteur: Carla Desain | Leestijd: 8 minuten | Datum: 19 juni 2019
Het Comenius College in Nieuwerkerk werkt nu voor het tweede jaar volgens de leerKRACHT-methodiek. ‘Lesbezoeken, bordsessies, de stem van de leerling, we hebben ons er helemaal ingestort’, vertelt docent Nederlands Esther van Esch. ‘Maar het meest blij zijn we met onze sessies voor gezamenlijk lesontwerp.’
Onderwijsinhoudelijke gesprekken
Op ‘het Comenius’ zijn drie leerKRACHT-teams gevormd: een met alle bètadocenten, een voor de crea- en avo-vakken en een met de talendocenten. Esther van Esch: ‘We vormen met ons tienen een heel enthousiaste groep van docenten Nederlands, Frans, Duits en Engels. We houden erg van ons vak en zijn gedreven om goed onderwijs te geven. Toch bleef het onderlinge gesprek vroeger geregeld hangen in gemopper over gaten in roosters, niet-favoriete lokalen en wat er binnen de school op organisatorisch vlak nog meer stroef ging.
Werken volgens de leerKRACHT-manier heeft ons ertoe gedwongen om onderling inhoudelijk te praten over: ‘Wat wil je met je onderwijs? Hoe wil je dat vormgeven? Wat heeft de leerling nodig? En wat willen we zelf?’ Dat leerKRACHT-duwtje hadden we nodig, en we zijn blij met de constructieve manier waarop we tegenwoordig overleggen.’
Iets waar je allemaal in je onderwijs tegenaan loopt
‘Gezamenlijk lesontwerp, dat klinkt heel groot’, vertelt Esther. ‘We hadden aanvankelijk het gevoel dat we een hele les samen moesten voorbereiden en dat zagen we onszelf nog niet zomaar doen. Maar dat hoeft ook niet. De bedoeling is om iets te benoemen waar iedereen behoefte aan heeft; iets waar je allemaal in je onderwijs tegenaan loopt. En om dan te proberen samen een oplossing te vinden waar je allemaal profijt van hebt. Bij ons bleek dat om grammatica te gaan; grammatica is voor leerlingen zo lastig, dat raakt maar heel moeilijk geautomatiseerd.
Zo verzuchtte mijn collega Duits: ‘Ik was de vierde naamval aan het uitleggen, maar leerlingen bleken niet te weten wat een lijdend voorwerp is. ‘Dat hebben we nog nóóit gehad’, zeiden ze.’ En dat terwijl mijn collega’s en ik bij Nederlands al twee jaar lang ons uiterste best doen om dat uit te leggen aan diezelfde leerlingen. We zouden willen – en gingen er misschien wel vanuit – dat leerlingen wat ze bij Nederlands leerden, ook bij andere talen in praktijk kunnen brengen. Maar blijkbaar zagen de leerlingen de gelijkenissen tussen de talen niet, waardoor iedere collega op deze onderdelen opnieuw moest beginnen met uitleggen. Dat wilden we beter op elkaar afstemmen.’
Dezelfde zin in alle talen
Esther en haar talencollega’s gingen op zoek naar een hulpmiddel om overeenkomsten en verschillen op grammaticagebied tussen talen zichtbaar te maken. Ze formuleerden deze zin:
‘Op mijn zeventiende verjaardag hebben mijn ouders mij de nieuwste telefoon gegeven.’
Esther: ‘We zochten een aansprekende zin, met alle zes zinsdelen erin en zoveel mogelijk verschillende woordsoorten. Daar hebben we samen op zitten puzzelen tijdens een sessie gezamenlijk lesontwerp. Die zin hebben we per taal op een poster gedrukt, waarbij we de zinsdelen en woordsoorten met verschillende kleuren hebben gemarkeerd.
Die poster hangt nu op een prominente plek in de klas. Frans, Duits en Engels hebben naast de poster in hun eigen taal ook de Nederlandse erbij, als visueel ondersteunend hulpmiddel. Zo zie je makkelijk dat de volgorde van zinsdelen in het Frans soms hetzelfde, maar soms ook anders is. Elke keer dat we met grammatica aan de gang gaan, grijpen we even terug op die posters, in de hoop dat het meer ingeslepen raakt en dat leerlingen gaan zien: ‘Als ik iets bij Nederlands heb geleerd, kan ik dat bij Engels ook doen.’
We hebben het idee dat het helpt. We zien leerlingen bij een toets geregeld even stiekem een blik werpen op die poster; dus kennelijk hebben ze er steun aan.’
Nieuw?
‘In al z’n eenvoud is dit een prima hulpmiddel om onze lessen te verbeteren’, gaat Esther verder. ‘Het is zo simpel dat we ons wel eens afvragen waarom we dit niet al veel eerder hebben bedacht… Het antwoord is: tijd. Dit soort dingen wilden we vroeger ook wel, maar het kwam er nooit van. Het is zo belangrijk dat ons overleg nu gefaciliteerd wordt! Met leerKRACHT hebben we elke week één lesuur waarin alle talendocenten tegelijk uitgeroosterd zijn. Dan zitten we bij elkaar, hebben een bordsessie en gaan dan aan het werk met wat nodig is – bijvoorbeeld een projectweek opzetten of de mondelinge tentamens afstemmen. Met elkaar een middag samen aan je onderwijs werken, daar heb je VEEL aan. Wat voor ons nieuw is, is de samenstelling van de groep waarin we overleggen: vroeger deden we dat per taal apart, nu gezamenlijk met alle talen. Dat levert een boel inspiratie op de raakvlakken op. Deze sessies, waarin we samen over goed onderwijs praten, afstemmen op elkaar en samen lessen ontwerpen, helpen ons echt – en onze leerlingen hebben er baat bij.’
Verder verbeteren
En wat wordt de volgende stap na de mooie, tastbare posters? Esther: ‘Misschien gaan we proberen om ook in de tijd op elkaar af te stemmen. Om bijvoorbeeld eerst dat beruchte lijdend voorwerp bij Nederlands te behandelen en dan de week erop bij Duits de vierde naamval. Of dat als we bij Nederlands een brief schrijven, de collega Engels daarop aanhaakt. Dat zou ik graag willen, ik zie dat wel voor me, dan maak je echt een brug voor de leerlingen van de ene taal naar de andere. Ik denk dat dat effectief en efficiënt kan werken. Maar ik weet niet of het echt goed te realiseren is; iedereen heeft natuurlijk wel z’n eigen lesprogramma. Wat ik wel weet is dat we blijven sleutelen aan ons onderwijs, blijver proberen het te verbeteren.’
De stem van de leerlingen
En bij de andere talen? Dane: ‘Bij Engels kijken we ook op de poster, Duits hebben we nog niet; en Frans is voor iedereen zo nieuw, we krijgen daar nog niet veel grammatica.’
De drie hebben wel nog tips voor verbeteringen. Sjoerd: ‘Ik kan de poster nooit goed zien, hij hangt achter mijn vaste plek, ik moet me omdraaien. Dus ik zou ‘m vóór in de klas willen.’ Liv: ‘De letters mogen nog wel wat groter, van achteruit de klas is het lastig lezen.’
Liv heeft ook nog een verzoekje: ‘Ik vind de stappen lastig te onthouden van kilometer naar hectometer en zo. Daarvan zou ik een poster als geheugensteuntje heel handig vinden.’