Wat kunnen de miljarden uit het coalitieakkoord betekenen voor ons onderwijs en de leerling?
“Iedereen in Nederland verdient een goed bestaan en moet mee kunnen doen.” Zo begint de paragraaf over onderwijs in het regeerakkoord. Dat lijkt me een prima ambitie en een waar ons onderwijs jaar na jaar minder en minder aan bijdraagt. Was ons onderwijs 15 jaar geleden nog een van de beste van de wereld, we zijn nu afgegleden tot een Europese middenmoter [1]. Met bovendien steeds groeiende kansenongelijkheid [2]. Wat biedt dit regeerakkoord [3] voor de ontwikkeling en kansen van leerlingen? Potentieel veel, maar na 15 jaar mismanagement is het de vraag of die mogelijkheden gepakt gaan worden. Waarom is dat zo en wat kan de nieuwe minister van onderwijs hieraan doen?
Het hoofdstuk onderwijs in het regeerakkoord valt uiteen in drie onderdelen: onderwijskwaliteit, kansengelijkheid en leraren & schoolleiders. Laten we ze een voor een bekijken.
1. Onderwijskwaliteit: kansrijk, maar gaat zo niet werken
Dit is de kern van wat het kabinet wil en waarvoor zij € 1 miljard per jaar investeert: “… de onderwijskwaliteit versterken om de basis op orde te krijgen, zodat elk kind leert lezen, schrijven en rekenen en goed wordt onderwezen in burgerschap. Om dat te bereiken investeren we ook in voldoende en goede leraren en schoolleiders. Er komt een ‘masterplan’ zodat ieder kind leert lezen, schrijven en rekenen en we gebruiken hiervoor effectief bewezen lesmethodes. We sturen op de kwaliteit van het onderwijs en grijpen sneller in bij scholen die onvoldoende presteren.”
Als onbekendheid met ‘wat bewezen werkt’ het probleem zou zijn, dan waren we er snel uit. Echter, zulk onderzoek is er genoeg. Denk aan boeken over didactiek zoals ‘Wijze Lessen’, ‘Op de schouders van reuzen’, ‘Klaskit’ en ‘Doorloopjes’. Of aan inzichten in wat zorgt voor beter reken- en leesonderwijs. Het gebruik daarvan is het probleem. Dat vergt een school met een cultuur waar onderzoek en verbetering centraal staat.
De Engelse Education Endowment Foundation (EEF) beschrijft dit in haar ‘guidance report’ over ‘Putting evidence to work’ [4]: “Implementation is a key aspect of what schools do to improve, and yet it is a domain of school practice that rarely receives sufficient attention. In our collective haste to do better for pupils, new ideas are often introduced with too little consideration for how the changes will be managed and what steps are needed to maximise the chances of success.”
Of, zoals de OECD schrijft: ‘The road of education reform is littered with good ideas that were poorly implemented, because the importance of implementation is often overlooked’. [5]
Wat implementatie vergt is bekend. Zowel de Inspectie als McKinsey deden in 2020 onderzoek naar het verschil tussen scholen die méér bereiken met hun leerlingen en scholen die kinderen minder kansen bieden. Hun conclusies zijn hetzelfde: goede scholen hebben een verbeter- en onderzoekscultuur. Een cultuur waarin het lerarenteam en de schoolleiding intensief samenwerken aan onderwijs en doelgericht het onderwijs beter en beter maken [6,7,8]. Op deze scholen wordt gewoon goed les gegeven op basis van wat bewezen werkt.
Het risico is levensgroot dat het ministerie straks kiest voor de haar bekende weg: het bouwen van websites, het maken van folders, het doen van onderzoek, regels opstellen en subsidies weggeven. Echter, als de overheid serieus is en écht het onderwijs wil verbeteren, dan ontwikkelt zij een implementatiestrategie die werkt. Met inspiratie voor scholen, voorbeeldscholen om te bezoeken, gerichte stimulans, praktische handvatten en intensieve begeleiding. Om daarmee op school een verbeter- en onderzoekscultuur te creëren en in de klas technieken toe te passen die bewezen hebben te werken [9].
2. Kansengelijkheid: kansrijk voor kansarme leerlingen
Dit is de kern van wat het kabinet wil en waarvoor zij € 1 miljard per jaar investeert: “We halen het beste in elke leerling naar boven. Of je nu een leerachterstand hebt of juist een excellente leerling bent. We kiezen voor een structurele versterking van scholen met veel leerachterstanden. Gelijke kansen vragen een ongelijke aanpak, zodat elk kind de beste kans krijgt.”
Dit werd tijd. Lesgeven op scholen met veel leerlingen uit gezinnen met een laag opleidingsniveau vergt meer van leraren en hun schoolleiders. De combinatie van hoge werkdruk en het lerarentekort raakt juist deze scholen extra hard.
McKinsey-onderzoek [10] in 2020 liet zien dat scholen met meer dan 70% leerlingen uit gezinnen met een lage sociaal-economische status door hun hoeven dreigen te zakken. De druk op leraren wordt daar te groot. Het is daarom goed dat zij meer middelen krijgen om de sterkst mogelijke leraren aan te trekken, klassen te verkleinen en te investeren in voorschoolse educatie.
3. Sterkere leraren en schoolleiders: geld alleen is niet genoeg
Dit is de kern van wat het kabinet wil en waarvoor zij € 800 miljoen per jaar investeert: “Om de onderwijskwaliteit in Nederland te verhogen, investeren we in goede en voldoende leraren en schoolleiders. We maken (bij)scholing prioriteit en bevorderen professionele ontwikkeling. We dichten de loonkloof en streven naar één cao voor leraren en bestuurders in het funderend onderwijs. We versterken de positie en kwaliteit van schoolleiders waardoor op elke school een lerende cultuur ontstaat ten behoeve van het verhogen van de onderwijskwaliteit voor ieder kind.”
Het allergrootste deel van deze middelen gaan naar het dichten van de loonkloof tussen leraren in het basis- en voortgezet onderwijs. De kosten hiervan zijn door het ministerie in 2020 geschat op € 765 miljoen [11]. Dit helpt het beroep leraar basisschool aantrekkelijker te maken en verkleint daarmee op termijn het lerarentekort. Verwacht echter niet dat deze maatregel de komende jaren de kwaliteit van onderwijs verbetert. Als we pech hebben kiezen een aantal leerkrachten voor kortere werkweken, mogelijk gemaakt door hogere salarissen. En de kandidaat-leraren die extra instromen zullen eerst een opleiding moeten volgen om bevoegd voor de klas te mogen staan. Bovendien zijn er geen middelen voor docenten in het voortgezet onderwijs en het mbo.
Verder is het verheugend dat er nadruk die gelegd wordt op professionele ontwikkeling van leraren en het creëren van een lerende cultuur op scholen. Dit lijken eerder warme woorden dan een concreet plan, gezien het ontbreken van middelen om hier gevolg aan te geven. Dit hoeft geen drama te zijn, McKinsey-onderzoek laat zien dat dagelijks doelmatig handelen van leraren, directeuren en schoolbestuurders samen 70 tot 73% van de uitkomsten in leerwinst van leerlingen bepaalt. Voor het verbeteren van het onderwijs hoeft dus niemand op Den Haag te wachten. 1.200 scholen met samen 500.000 leerlingen die met leerKRACHT zijn gestart laten dit elke dag zien.
* * *
Concluderend: dit regeerakkoord biedt écht kansen om 15 jaar achteruitgang in ons onderwijs en toenemende kansenongelijkheid om te gaan draaien. Maar het plan vergt behalve goede ideeën (zoals het investeren in scholen met veel leerlingen met een leerachterstand) en geld (bijvoorbeeld voor het dichten van de loonkloof) iets wat we de afgelopen 15 jaar niet gezien hebben. Dat is een ministerie dat nadenkt over effectieve implementatie van goede ideeën. Scholen bestoken met handvatten voor ‘wat bewezen werkt’ gaat niks opleveren, als we niet tegelijk werken aan het creëren van een verbeter- en onderzoekscultuur op deze scholen.